Ik schreef een artikel voor Vice en dit is wat er gebeurde

Jeroen Coelen
7 min readOct 1, 2021

Dit artikel is vertaald uit Vice Noord-Macedonië en verscheen eerder op onze literatuursite ‘This shit is lit’. Namen zijn op verzoek gefingeerd en bekend bij de redactie.

Soms schrijf je een artikel omdat het moet, soms kan je niet wachten om te beginnen. Dit artikel viel vanwege mijn grote fascinatie voor het onderwerp in de laatste categorie. Vice gaat zo hard met hun tijd mee dat ze haast uit de toekomst lijken te komen. Nadat ik Sapiens uit had pakte ik een lijntje neustraktatie en begon ik te schrijven.

Ik zal eerlijk zijn: ik heb nog nooit zo snel een artikel uit mijn pen gejast. Zinnen leken in elkaar te vallen als balletdansers in de Stopera; ik hoefde het niet te eens proofreaden te eens ik. Trots op mijn resultaat richt ik me op de logische vervolgstap: het gepubliceerd krijgen. Dat is nog knap lastig. Ik ken namelijk niemand bij Vice. En dan reken ik één eerste date niet mee. Ze was bezig met haar volgende artikel voor Vice. Door gebrek aan gespreksstof hebben we hopeloos nagedacht over verschillende invalshoeken over kaas. Mijn anekdote over melkbelasting en Reblochon kaas uit de Haut-Savoie voldeed niet: het moest over Nederlandse kaas gaan. Vaarwel artistieke vrijheid. Ik vroeg me af of er een vervolg date kwam. Toen ik van haar een tikkie ontving bleek dat zij zich dat niet afvroeg. Ik dwaal af.

Ik stuurde het artikel naar het enige email adres wat ik op hun website kon vinden, info@vice.nl. Ik klik op Send en leun metaforisch achterover. Tevreden keek ik uit het raam de Amsterdamse straten in terwijl ik aan mijn sigaret zoog. Plots klingelde mijn iPhone:

Beste [Voornaam], Hartelijk dank voor je bijdrage. We krijgen op het moment erg veel ingezonden stukken. We kunnen niet garanderen dat we een reactie sturen.

Binnen tien minuten had ik antwoord. Wat nu?

Fuck, dit schiet niet op. Je moet natuurlijk een entry hebben, iemand hebben die je naar binnen loodst. Waar kom ik iemand van Vice tegen? In een gethrifte outfit sprong ik op mijn roomie zijn Swapfiets — mijn fixie had een lekke band — naar de dichtstbijzijnde onafhankelijke art gallery. Rondom de Negen Straatjes in het centrum van Amsterdam zitten er veel. Daarom fietste ik twee uur naar een desolaat industrieterrein ten noorden van Zaandam. Het regende hard genoeg om nat te worden. Met een stemming die even doorweekt was als mijn broek kwam ik aan bij de gallery.

Bij de ingang sprak ik een gebronsde, brede beveiliger met gemillimeterd haar — oftewel iedere beveiliger ooit — aan. ‘Is hier het werk van de Nepalese Verzetsmoslima over het gebruik van ketamine tijdens de ramadan?’ De bewaker keek me verward aan. ‘Wat? Nee dit is gewoon een Nepalese schilder die zich verwondert over Nederlandse politiek.’ Kut. Heb ik weer. Hier ga ik nooit redacteuren van Vice tegenkomen, hooguit de Volkskrant of de VARA-gids.

Het uitzicht vanuit de art gallery. In Zaandam weten ze nog hoe een industrieterrein er uit hoort te zien.

De bewaker liet me niet binnen. Hij geloofde niet dat ik van de pers was en ik had al maanden geen drie euro op mijn rekening. Nevermind. Tot zo ver de Nepalese cultuur. In een aftands bushokje aan een doodlopende weg rolde ik een jointje. Mijn queeste leek na één schamele poging al voorbij. Ik staarde naar de schaarse zonnestralen die weerkaatsten op de verse regenplassen. Ik stak nog een jointje op en fietste verloren naar mijn werk waar ik eigenlijk al drie uur geleden verwacht werd.

Ineens begon er iets te borrelen in mijn lichaam. Een creatief vliegwiel begon te pruttelen en wierp de ene na de andere irrelevante gedachte mijn bewustzijn in. Wat begon als ruis begon interessante gestalten aan te nemen. Plots was het raak. Een eureka moment. ‘Werk!’, riep ik uit. De redenatietrein ging aan: Ik fiets naar mijn werk…wat op een kantoor is. Mensen die voor Vice werken…werken bij Vice. Dat doen ze op een…KANTOOR!! Ik kan naar hun kantoor toe gaan om iemand van Vice tegen te komen. Ik waan me euforisch door mijn eigen intellect. Choco Block (Hasj, red.) laat mij nooit in de steek. Onderweg naar huis vergeet ik nog drie keer wat mijn geniale ingeving was. Ik schreef het voor de zekerheid op in mijn Moleskine.

Mijn ervaring met predicaten logica kwam tot zijn recht in mijn Moleskine.

Op de Regulieredwarsstraat stap ik over een kotsende zwerver richting het kantoor van Vice. Na tien minuten aanbellen verschijnt een man die Mluzuruzu Velassi blijkt te heten. Hij draagt een solidariteitshoofddoek en heeft een legging met ananasprint aan. Na maar liefst twee minuten discussiëren was het duidelijk: ik kom niet binnen. Waarom? ‘Teveel van hetzelfde’, luidde de repliek. Eerste keer in mijn leven dat ik me gediscrimineerd voel. Wat een rot gevoel. Met een zelfvoldane glimlach doet Mluzuruzu de deur dicht en verdwijnt hij op de trap naar boven.

Teleurgesteld steek ik een jointje op en pak ik een kwartje. Ik voel me verloren. Een paar deuren verderop zit Jantjes Verjaardag, een feesttent. Spacend kwijn ik weg. ‘Jij krijgt die lach niet van mijn gezicht’ van John de Bever staat veel te hard voor de vier mensen die er zitten. Een oude Vlaamse grijsaard ziet mijn melancholie van een afstand. Hij biedt me een shotje Jaegermeister en een whisky aan. Dat lucht op. Maar, daarna wordt hij boos op me. Ik wilde niet mee wilde naar de WC. ‘Ik heb net al gepoept’ was voor hem de druppel en hij liep weg. De rest van de avond is me ontgaan.

De volgende ochtend werd ik wakker in een bed. Direct ging ik in gevecht met mijn kater en deze opdracht. Tijdens het masturberen op Tiktok en Snapchat zag ik dat Vice een launching event had van een nieuwe webserie over ‘Transanimalen op de Zuid-as’. Op de vierendertigste verdieping van het ABN Amro gebouw. Mluzuruzu zat ook in het veertien seconde durende filmpje. Vanwege mijn millenial spanningsboog keek ik het filmpje niet af. Ik kon het niet geloven.

Het voelde onwerkelijk aan. Ik moest direct denken aan solipsisme (waar een minor filosofie wel niet goed voor is). Dit houdt in dat er slechts één perceptie van de waarheid bestaat en alles en iedereen verzinsels zijn van mijn spirit. Je ontkomt er uiteraard niet aan om even aan Hegel te denken. Hierdoor kwam ik tot de conclusie dat dit mijn enige en gezien mijn doorzettingsvermogen mijn laatste kans is.

Ik moest incognito, ik moest van mijn witte privileges af. Zou het kunnen dat…? Ik kon natuurlijk niet… Nee. Kan dat? Je kan toch niet opschrijven dat je jezelf een tintje zou schminken en me voortdoen als een LHGBTQ-voorvechter? In tekenfilms werkt dit, zou het ook in het echt werken? Vice zou toch nooit zo eenvoudig zwichten voor politieke correctheid? Inkopen doen. Mijn leven ging nu nog harder dan ik gisteren in Jantjes Verjaardag ging. Ik had twee uur de tijd om alles te regelen. Ik stalde mijn fiets voor een kapperszaak. In de etalage stonden plastic hoofden met donkerbruine pruiken. Op hun website had ik vast gekeken wat ik wilde: een pruik en foundation. Ik speelde alsof ik het oplas uit mijn boekje, zodat het meer leek dat het voor iemand anders was. ‘Mag ik tien potjes skin foundation in de kleur Melua Forest Joy’. Ook haalde ik pruik met typenummer 34058, die eigenlijk voor vrouwen was bedoeld. Ik vroeg aan de vrouw achter de balie of hij het gek vond dat ik dit haalde. Met een Surinaamse accent zei ze: ‘Nee swa, dit is Amsterdam, we zien echt van alles hier.’

Al door het raam zag ik dat ik hier zou slagen.

Voor de spiegel maakte ik me thuis op voor de grande finale. Een vriendin van de vriendin van mijn huisgenoot was visagist en hielp een handje. Baard eraf, okselhaar eraf, drukkend haarnetje om. Toen ik mijn pak aantrok was het compleet. Voor ik het wist voelde ik mezelf een ander mens. En ik moet bekennen: de non-white ongepriviligeerde versie van mij mocht er wezen. Ik besloot mezelf Desire te noemen, omdat ik onderhand wel desire-de dat dit artikel af was.

Om niet op te vallen bij de entree en omdat ik de woordgrap over mijn nieuw vergaarde identiteit wilde binnenkoppen besloot ik met een Uber Black richting de Zuidas te gaan. Het bonnetje bewaarde ik, samen met de bonnetjes van de haarattributen om later bij Vice te declareren, mocht het artikel geplaatst worden. Naarmate we dichter bij de snuifas kwamen, begon mijn hart sneller te kloppen. Van binnen raasde ik, maar probeerde me rustig te houden toen ik naar binnen liep. Bij de balie zei ik neppe hese stem: ‘haaai, ik kom voor vaaaais.’ De vrouw achter de balie leek haar frons te onderdrukken. Even was het stil. Daarna zei ze: Links achter doorlopen, op de 34e verdieping. De lift schoot naar boven, mijn zenuwen reageerden erop alsof ik in een kermisattractie zat. Toen ik boven aankwam, durfde ik niet naar binnen. Eerst even bij komen door van het uitzicht vanaf de gang te genieten. Het was nog licht en probeerde tevergeefs mijn huis te vinden in de ver strekkende huizenmassa. Op naar het event.

Het uitzicht vanuit het ABN kantoor. In de verte staren kan relativerend werken, ofzo.

Dit was deel 1 van de tweedelige serie over mijn ervaringen met Vice. Deel 2 komt spoedig.

Originally published at https://jeroencoelen.nl.

--

--